Van 1660 tot 1665 was Pieter Tonneman de schout van Nieuw-Amsterdam. Hij was geboren in 1590 en was voordat hij naar Nieuw-Nederland ging lid van de schutterij van Amsterdam. Zijn compagnie staat op dit schilderij afgebeeld, alhoewel het niet zeker is wie Tonneman is.
Voordat hij schout van Nieuw-Amsterdam werd had hij dezelfde functie bekleed in het dorpje Breuckelen. Hij was de eerste echte schout van Nieuw-Amsterdam, want zijn voorganger Nicasius de Sille had de positie gecombineerd met die van fiscaal. In tegenstelling tot De Sille had Tonneman slechts jurisdictie over Nieuw-Amsterdam. Hij was ook verantwoording schuldig aan De Sille. Als schout hield hij zich bezig met criminaliteit in de kolonie, van misdaden zoals diefstal en huiselijk geweld, tot overtredingen zoals het sjoemelen van bakkers.


Detail van Nieuw-Nederland
Zo beschuldigde Tonneman in 1661 de bakker Antony de Milt dat deze opzettelijk brood van onvoldoende gewicht bakte. De Milt hield vol onschuldig te zijn en beweerde dat er een fout tijdens het bakken was gemaakt. De twee burgermeesters en vijf schepenen veroordeelden hem desdonanks tot een boete van honderdvijftig gulden.
Tonneman probeerde ook de openbare zeden te handhaven. Hij vervolgde tappers voor het verkopen van drank op zondag en deelde boetes uit aan kolonisten die bier tapten voor slaafgemaakten, wat strikt verboden was. In 1662 eiste Tonneman zelfs dat Geertje Teunis, een waardin, geschorst zou worden omdat ze Mattheu, een slaafgemaakte man in dienst van Cornelis Steenwijck, bier had gegeven gaf op een zondag.
Het leven Pieter Tonneman toont hoe het recht in Nieuw-Amsterdam gehandhaafd werd. Hij was verantwoordelijk voor de handhaving van een breed scala aan regelingen, die soms andere bewoners van de kolonie buitensloten.

Ontdek Pieter Tonneman en het Stadhuis